ECLI:NL:CRVB:2020:2824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 16 juni 2015 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was. Appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in beroep, maar heeft geen nieuwe medische stukken overgelegd die aanleiding geven om aan het oordeel van de rechtbank te twijfelen. De Centrale Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.