In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 9 maart 2020 uitspraak deed in de zaken 19/3064 en 19/3065. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om bij de vaststelling van zijn draagkracht rekening te houden met een inkomensdaling. De minister had bij besluit van 13 december 2018 de aanvraag afgewezen en verzocht om een machtiging in te sturen. Appellant stelde de minister in gebreke, maar de minister verklaarde het bezwaar tegen de brief van 25 januari 2019 kennelijk niet-ontvankelijk, omdat deze brief geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de brief van 25 januari 2019 niet als een besluit kan worden aangemerkt en dat appellant zijn bezwaren tegen de machtiging in de procedure over het besluit van 13 december 2018 kon aanvoeren. Het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank.