ECLI:NL:CRVB:2020:2795

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
18/3551 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag wegens gebrek aan intensieve zorg

In deze zaak heeft appellante op 15 oktober 2016 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor dubbele kinderbijslag voor haar dochter, die gediagnosticeerd is met diabetes mellitus type 1. De Svb heeft de aanvraag op 15 februari 2017 afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank Amsterdam bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht het Beoordelingskader BUK 2016 als uitgangspunt had genomen en dat de dochter van appellante geen intensieve zorg nodig had, wat een vereiste is voor het recht op dubbele kinderbijslag.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld. Tijdens de zitting op 19 augustus 2020 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De Svb heeft een verweerschrift ingediend en werd vertegenwoordigd door een advocaat en medewerkers van het CIZ. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de afwijzing van de aanvraag door de Svb en de daaropvolgende rechtsgang.

De Raad concludeert dat de zorgscore van de dochter op de peildatum 1 oktober 2016 op twee punten was vastgesteld, wat niet voldeed aan de vereiste score van vier punten voor het recht op dubbele kinderbijslag. De Raad bevestigt dat de Svb de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat er geen sprake was van intensieve zorg zoals gedefinieerd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.3551 AKW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2018, 17/5479 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 11 november 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.B. van de Loo, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Loo. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.H. Koning, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] , beiden werkzaam bij CIZ.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 15 oktober 2016 bij de Svb een aanvraag ingediend om dubbele kinderbijslag voor haar dochter [naam dochter] . Bij [naam dochter] , geboren [in] 2009, is diabetes mellitus type 1 vastgesteld.
1.2.
Bij besluit van 15 februari 2017 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 4 augustus 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 15 februari 2017, onder verwijzing naar een advies van CIZ en het Beoordelingskader BUK 2016 (Beoordelingskader), ongegrond verklaard. De dochter van appellante heeft geen intensieve zorg nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Haar zorgscore is op de peildatum 1 oktober 2016 vastgesteld op nul punten, terwijl gelet op haar leeftijd op die datum (zeven jaar) een minimale zorgscore van vier punten vereist is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank kan het Beoordelingskader in beginsel als uitgangspunt worden genomen bij de beoordeling van een recht op dubbele kinderbijslag. De rechtbank heeft, voor zover van belang, over de items in het Beoordelingskader het volgende overwogen. Volgens een nader advies van CIZ is voor het item begeleiding binnenshuis (lees: alleen thuis zijn) alsnog een punt toegekend. De Svb heeft terecht de eerder gegeven punt voor het item eten en drinken ingetrokken. Het tellen van koolhydraten valt niet onder de criteria die het Beoordelingskader bij dit item vermeldt. Verder heeft de Svb terecht aangenomen dat [naam dochter] geen beperkingen heeft op grond waarvan zij niet zelfstandig zou kunnen eten en drinken. Wat betreft het item medische verzorging vallen de handelingen die appellante moet verrichten niet onder specifieke verpleegkundige handelingen, zoals het Beoordelingskader deze omschrijft. Uit de verklaring van de kinderarts blijkt niet dat er verpleegkundige handelingen moeten worden verricht die [naam dochter] niet zelf of onder toezicht van een ouder kan doen. Er is daarom voor dit item terecht geen punt toegekend. Voor het item begeleiding buitenshuis moet wel een punt worden toegekend.
3. Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Kort samengevat voert zij aan dat ten onrechte geen punten zijn toegekend voor de items eten en drinken en medische verzorging. Op die items heeft [naam dochter] intensieve zorg nodig.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
4.2.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
4.3.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
4.4.1.
In artikel 1 van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.
4.4.2.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van CIZ intensieve zorg nodig heeft.
4.4.3.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het zes-negen jaar is en CIZ minimaal vier punten toekent.
4.5.
CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen punt wordt toegekend.
4.6.
Zoals de Raad in de uitspraak van 19 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3029) heeft overwogen is het Beoordelingskader aan te merken als een vaste gedragslijn en kan het Beoordelingskader als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen.
Eten en drinken
4.7.
Appellante voert aan dat [naam dochter] weliswaar niet continu aansporing en begeleiding bij de maaltijden nodig heeft, maar dat zij wel veel extra eetmomenten heeft vanwege lage bloedsuikers, zowel overdag als ‘s nachts. Voor ieder eet- en drinkmoment moet appellante berekenen hoeveel koolhydraten dit eten en drinken bevat in verband met het toedienen van de juiste hoeveelheid insuline. Zij moet [naam dochter] daarom ook altijd begeleiden bij activiteiten zoals een schoolontbijt of een uitje. Dit is intensief en daarom is voor dit item ten onrechte geen punt toegekend.
4.8.
Dit betoog slaagt niet. De Raad volgt de Svb in het standpunt dat het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten niet kan leiden tot een punt op het item eten en drinken. Volgens het Beoordelingskader kan een punt voor het item eten en drinken worden toegekend als het kind, kort samengevat, om fysieke of psychische redenen niet in staat is om zelfstandig te eten of te drinken en daarbij hulp, toezicht of continue aansporing nodig heeft. Bij het verzorgen van extra eetmomenten, het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten en begeleiding buitenshuis is dit niet aan de orde.
Medische verzorging
4.9.
Volgens het Beoordelingskader wordt, voor zover van belang, in het volgende geval een punt voor het item medische verzorging toegekend:
“Langdurige (langer dan een jaar)
intensievemedische
specialistischeverpleging in de thuissituatie; het betreft hier de intensieve kindzorg volgens de Zvw. Het gaat dan om de volgende twee situaties:
(…)
het kan ook gaan om kinderen met lichtere complexe problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij een of meer specifieke verpleegkundige handelingen nodig zijn en waarbij zorg voortdurend in de nabijheid nodig is. Bij deze kinderen moet de zorg weliswaar gedurende de gehele dag in de nabijheid beschikbaar zijn, maar daarbij is geen permanente actieve observatie nodig. Het gaat dus om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht. De zorg is echter wel nodig op zowel geplande als ongeplande zorgmomenten. Bij de specifieke verpleegkundige handelingen gaat het om handelingen als het toedienen van zuurstof, aan- en afkoppelen beademingsapparatuur, toediening van intraveneuze medicatie toediening of parenterale voeding, verwisselen van canules en openhouden en doorspoelen van katheters en dergelijke.
(…)”.
4.10.
Het betoog van appellante dat sprake is van intensieve kindzorg, omdat [naam dochter] voor de jaren 2018, 2019 en 2020 een indicatie heeft op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) slaagt reeds niet omdat uit de gedingstukken niet blijkt dat [naam dochter] op de peildatum was geïndiceerd voor intensieve kindzorg.
4.11.
Appellante betoogt voorts dat de verpleegkundige handelingen die bij [naam dochter] moeten worden verricht specifieke verpleegkundige handelingen zijn. Volgens de Svb vallen de handelingen die bij [naam dochter] nodig zijn, te weten het controleren van lichaamsfuncties en het subcutaan injecteren niet onder het begrip “specifieke verpleegkundige handelingen” in het Beoordelingskader. De Raad volgt de Svb hierin en acht daarbij het volgende van belang. In het Beoordelingskader zelf is het begrip “specifieke verpleegkundige handelingen” niet nader toegelicht, maar is volstaan met het vermelden van een aantal voorbeelden daarvan. Wel wordt in het Beoordelingskader verwezen naar intensieve kindzorg volgens de Zvw. In artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering (Bzv (oud)), waarin tot 1 januari 2018 de intensieve kindzorg was geregeld en waarin het begrip “specifieke verpleegkundige handelingen” eveneens was opgenomen, noch in de nota van toelichting bij deze bepaling (Stb. 2014, 417, p. 23) is uitgelegd wat onder dit begrip wordt verstaan. Wel blijkt uit deze nota van toelichting dat de zogenoemde intensieve kindzorg tot 1 januari 2015 ten laste van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) kwam. In bijlage 2 bij de CIZ Indicatiewijzer, versie 7.1, van juli 2014, p. 100 en verder is het indiceren van intensieve kindzorg op grond van de AWBZ nader omschreven. Volgens deze bijlage zijn binnen de doelgroep intensieve kindzorg twee profielen te onderscheiden, waaronder kinderen met lichtere complexe problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij een of meer specifieke verpleegkundige handelingen nodig zijn en waarbij zorg voortdurend in de nabijheid nodig is. In de bijbehorende tabel is aangeduid welke handelingen specifieke verpleegkundige handelingen zijn en welke handelingen niet. De handelingen die in het Beoordelingskader worden genoemd als voorbeelden van specifieke verpleegkundige handelingen zijn ook in deze tabel als specifieke verpleegkundige handelingen geduid. Gezien het voorgaande kan voor de uitleg van het begrip “specifieke verpleegkundige handelingen” in het Beoordelingskader aangesloten worden bij deze tabel. De handelingen die ten tijde van de peildatum bij [naam dochter] werden verricht, zoals het controleren van lichaamsfuncties en het subcutaan toedienen van insuline, worden in de tabel niet als specifieke verpleegkundige handelingen aangemerkt.
4.12.
De vraag of [naam dochter] is aangewezen op zorg voortdurend in de nabijheid als bedoeld onder 4.9 kan gelet op het voorgaande buiten bespreking blijven.
4.13.
De Raad volgt het standpunt van de Svb dat appellante onvoldoende heeft onderbouwd dat de onder 4.7 genoemde handelingen in dit geval tot een score op het item medische verzorging moet leiden.
Conclusie
4.14.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat op de peildatum 1 oktober 2016 sprake was van een score van twee punten. Dit betekent dat van intensieve zorg als bedoeld in het bepaalde bij en krachtens de AKW geen sprake is en dat de Svb de aanvraag om dubbele kinderbijslag terecht heeft afgewezen. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en J.P.A. Boersma en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2020.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) E.M. Welling