ECLI:NL:CRVB:2020:278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering met betrekking tot arbeidsvermogen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellant, die studerend is en claimt geen arbeidsvermogen te hebben. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat appellant in staat is om te werken, ondanks zijn gezondheidsproblemen, waaronder slechthorendheid en de ziekte van Behçet. De Raad oordeelt dat appellant geen nieuwe medische informatie heeft ingediend die zijn standpunt onderbouwt dat hij niet in staat is om vier uur per dag te werken. De Raad wijst erop dat appellant tijdens zijn stage bij een werkgever heeft aangetoond dat hij in staat is om bepaalde taken zelfstandig uit te voeren.
Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad concludeert dat de redelijke termijn in de bestuurlijke fase met zes maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,-. De Raad oordeelt dat het Uwv verantwoordelijk is voor deze overschrijding en veroordeelt hen tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 525,-. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak van zorgvuldige behandeling van aanvragen voor uitkeringen.