ECLI:NL:CRVB:2020:2775
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van een besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om terug te komen van een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich op 21 december 2015 ziek meldde met psychische klachten, werd op 5 april 2016 door het Uwv hersteld verklaard. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Later, op 13 juni 2018, verzocht appellante het Uwv om terug te komen van het besluit van 23 juni 2016, omdat zij van mening was dat haar psychische klachten onvoldoende waren onderkend. Dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe relevante informatie was overgelegd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigen. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv zich zorgvuldig heeft voorbereid en deugdelijk gemotiveerd heeft gehandeld. De Raad volgt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van M. Graveland als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2020.