ECLI:NL:CRVB:2020:2758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- L.A. Kjellevold
- A.A.H. Ibrahim
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bevoegdheid tot buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 11 januari 2018 bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet. Het college verzocht appellante om aanvullende informatie, waaronder bankafschriften, en stelde dat haar aanvraag buiten behandeling werd gelaten omdat zij niet alle gevraagde informatie had verstrekt. Appellante stelde in hoger beroep dat zij voldoende informatie had gegeven om haar recht op bijstand vast te stellen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college ten onrechte de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De Raad stelt vast dat appellante de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn heeft verstrekt en dat de fase van een incomplete aanvraag was gepasseerd. De Raad concludeert dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad draagt het college op om een nieuwe inhoudelijke beslissing te nemen op de bezwaren van appellante tegen het besluit van 13 februari 2018. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 2.100,-.