ECLI:NL:CRVB:2020:2756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en zorgvuldigheid medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die in aanmerking was gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, had bezwaar gemaakt tegen de omzetting van haar uitkering naar een WGA-vervolguitkering. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie stonden. Appellante stelde dat haar WIA-uitkering ten onrechte was beëindigd en dat er sprake was van schending van het beginsel van equality of arms, omdat zij geen financiële middelen had om een deskundige in te schakelen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek adequaat was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.