ECLI:NL:CRVB:2020:2705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening voor badkamer op eerste verdieping
Op 4 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, geboren in 1932, die een aanvraag had ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De aanvraag betrof de aanleg van een badkamer met toilet op de eerste verdieping van haar woning. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de aanleg van een badkamer in de situatie van appellante algemeen gebruikelijk is. Deze afwijzing werd door de rechtbank Noord-Holland in een eerdere uitspraak op 23 januari 2018 onderschreven, waarbij het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond werd verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand werden gelaten.
Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag voor de badkamer gerechtvaardigd was, omdat de bestaande douchevoorziening als afgeschreven werd beschouwd en de vervanging daarvan algemeen gebruikelijk is. De Raad heeft de overige stellingen van appellante, die niet nader waren onderbouwd, onbesproken gelaten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.