In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een woningaanpassing, specifiek de aanleg van een douchegelegenheid en een tweede toilet op de eerste verdieping van haar woning, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de bestaande douchevoorziening, die al 40 jaar oud was, niet voor compensatie in aanmerking kwam omdat deze als afgeschreven werd beschouwd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2017 heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij slecht ter been is en dat de huidige voorzieningen in haar woning niet voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende gemotiveerd had gereageerd op de noodzaak van een tweede toilet en dat er niet adequaat onderzoek was gedaan naar de bereikbaarheid van de tweede verdieping. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de afwijzing van het tweede toilet betreft, maar heeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat het gebruik van een postoel voor eiseres acceptabel werd geacht.
Wat betreft de douchegelegenheid oordeelde de rechtbank dat het beleid van het college om aanvragen voor afgeschreven voorzieningen af te wijzen niet onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat de bestaande douchevoorziening als afgeschreven kon worden beschouwd en dat de aanvraag voor vervanging niet in aanmerking kwam voor vergoeding onder de Wmo 2015. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op €1.002 zijn begroot, en heeft bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van €46 door verweerder moet worden vergoed.