ECLI:NL:CRVB:2020:270

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
17/4447 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing Uwv over arbeidsongeschiktheid en ziekengeld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant was het niet eens met de eerdere beslissing van het Uwv en had hoger beroep ingesteld. De Raad had eerder op 5 september 2019 een tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Op 14 november 2019 heeft het Uwv aan de appellant medegedeeld dat hij met ingang van 23 november 2015 als arbeidsongeschikt wordt aangemerkt en dat hij ongewijzigd recht heeft op ziekengeld. Hiermee is volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant.

De Centrale Raad van Beroep constateert dat er feitelijk geen geschil meer bestaat tussen partijen, aangezien het Uwv de appellant heeft gegeven waar hij om vroeg. Het hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De Raad heeft echter wel aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.575,-. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor verleende rechtsbijstand in zowel de beroepsprocedure als het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door rechter E.W. Akkerman, in aanwezigheid van griffier D.S. Barthel, en is openbaar uitgesproken op 6 februari 2020.

Uitspraak

17.4447 ZW

Datum uitspraak: 6 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
10 mei 2017, 16/4091 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 5 september 2019 een tussenuitspraak gedaan, ECLI:NL:CRVB:2019:2979.
Op 14 november 2019 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
De Raad heeft appellant bij brief van 19 november 2019 en 17 december 2019 in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven.
Onder toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor de feiten waarvan bij de oordeelsvorming wordt uitgegaan, wordt verwezen naar de
tussenuitspraak van 5 september 2019. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
1.2.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv bij gewijzigde beslissing op bezwaar
van 14 november 2019 aan appellant medegedeeld dat hij met ingang van 23 november 2015 als arbeidsongeschikt wordt aangemerkt en ongewijzigd recht heeft op ziekengeld.
2. De Raad stelt vast dat met deze nieuwe beslissing op bezwaar geheel aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. Hierdoor bestaat er feitelijk geen geschil meer tussen partijen. Dat brengt mee dat, nu appellant het hoger beroep niet heeft ingetrokken, het hoger beroep van appellant door het ontbreken van een procesbelang niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3. Omdat het Uwv appellant na het instellen van beroep en hoger beroep tegemoet is gekomen, bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting ad € 525,- per punt) en € 525,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift ad € 525,- per punt). In totaal wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.575,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.575,-;
  • bepaalt dat het Uwv het aan appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2020.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) D.S. Barthel