ECLI:NL:CRVB:2020:268
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en medische beoordelingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren in 1978, heeft meerdere aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, die telkens zijn afgewezen op basis van de medische beoordelingen van het Uwv. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om de eerdere besluiten te herzien. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn klachten sinds 1997 zijn toegenomen en dat er sprake is van een cognitieve stoornis, maar het Uwv heeft bevestigd dat de eerdere beoordelingen correct zijn en dat er geen reden is om deze te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel en het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische inzichten zijn die de eerdere besluiten in twijfel trekken, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.