ECLI:NL:CRVB:2020:2667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag door het Uwv. Appellant had eerder, op 9 november 2009, een Wajong-uitkering aangevraagd, welke op 26 februari 2010 was geweigerd. De rechtbank had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn klachten al van jongs af aan aanwezig zijn en dat het Uwv ten onrechte zijn gedragsstoornis niet als handicap heeft erkend. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende gemotiveerd hebben dat er geen nieuwe medische informatie is die tot een andere conclusie zou leiden. De Raad concludeert dat het Uwv de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beslissing zouden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 juni 2017 wordt bevestigd.