ECLI:NL:CRVB:2020:2663

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
20/978 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geschiktheid in sollicitatieprocedure bij de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van de korpschef van politie gegrond verklaarde. Appellant, werkzaam als [naam functie 1] bij de eenheid [eenheid], had gesolliciteerd naar de functie van Operationeel Specialist A, maar werd niet uitgenodigd voor een selectiegesprek. Na bezwaar werd de sollicitatieprocedure heropend, maar appellant heeft om persoonlijke redenen afgezien van het gesprek met de selectiecommissie. Hierdoor kon zijn geschiktheid voor de functie niet volledig worden beoordeeld. De korpschef heeft de scores in de matrix gebaseerd op de motivatiebrief en het CV van appellant, maar appellant voldeed niet aan de vereiste actuele kennis en ervaring op het gebied van financiële opsporing. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de korpschef in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen dat appellant niet geschikt was voor de functie. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

20.978 AW

Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 januari 2020, 18/2533 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. W. de Klein, advocaat. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.L. Dijkstra.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam als [naam functie 1] (schaal 6) bij de eenheid [eenheid] . Hij heeft op 11 juni 2018 gesolliciteerd op de functie van [naam functie 2] (Operationeel Specialist A), gewaardeerd in schaal 9.
1.2.
Op 15 juni 2018 is aan appellant medegedeeld dat hij niet wordt uitgenodigd voor een selectiegesprek en dat daarmee de sollicitatieprocedure voor hem is beëindigd. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 2 september 2018 (bestreden besluit) gegrond verklaard. De sollicitatie van appellant zal alsnog in behandeling worden genomen en appellant zal alsnog door de selectiecommissie worden uitgenodigd voor een gesprek. De scores zullen conform de procedure worden verwerkt in een scorematrix. Uit de matrix zal blijken of appellant als meest geschikte kandidaat in aanmerking komt voor plaatsing op de door hem geambieerde functie.
2.1.
Bij tussenuitspraak van 5 juli 2019 heeft de rechtbank overwogen dat aan het bestreden besluit een toereikende motivering ontbreekt omdat de korpschef onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de in het Beleid werving & selectie Nationale Politie neergelegde voorwaarden voor gelijktijdige interne en externe openstelling. De rechtbank heeft de korpschef met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen. Hierbij heeft de rechtbank de korpschef tevens verzocht om een aantal vragen te beantwoorden over de in het bestreden besluit genoemde voorrangspositie van appellant en het Beleid.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over proceskosten en griffierecht, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat de korpschef met zijn toelichting van 1 oktober 2019 onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de functie gelijktijdig intern en extern is opengesteld. De korpschef heeft in strijd met het Beleid gehandeld. In het kader van de vraag of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen in stand te laten heeft de rechtbank overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat appellant een voorrangspositie zou hebben gehad indien de vacature eerst enkel intern was opengesteld. Er dient dan sprake te zijn van gebleken geschiktheid of deze geschiktheid had binnen twee jaar door inspanning kunnen worden bereikt. Tussen partijen is in geschil of appellant geschikt is voor de functie en zo niet, of hij binnen twee jaar het vereiste niveau kan behalen. Hoewel de rechtbank de korpschef niet kan volgen in zijn betoog dat sprake is van gebleken geschiktheid bij een score van 19 of hoger, bieden de scores naar het oordeel van de rechtbank wel een illustratie van het geschiktheidsniveau. Met een score van (gemiddeld) 12,8 scoort appellant ver onder de gehanteerde drempelscore van 19. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de korpschef voldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van gebleken geschiktheid. De rechtbank acht het vanzelfsprekend dat binnen een functie in een tijdelijk samenwerkingsverband voor de duur van twee jaar geen ruimte bestaat voor het geschikt maken van appellant binnen diezelfde duur. Ten aanzien van de functie waarop appellant heeft gesolliciteerd kan dit niet in redelijkheid van de korpschef worden verwacht.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hiertoe heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank de rechtsgevolgen ten onrechte in stand heeft gelaten. Indien de vacature alleen intern zou zijn opengesteld, zou appellant als geschikt zijn beoordeeld. In de scorematrix zoals deze nu is opgesteld, is hij vergeleken met de andere (externe) kandidaten. Een dergelijke vergelijking is niet aan de orde omdat hij de enige interne kandidaat was. Daarom is slechts van belang of appellant geschikt is gebleken of geschikt is te maken, aldus appellant.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beslissing van een bestuursorgaan in een sollicitatieprocedure zoals hier aan de orde is het resultaat van een beoordeling van de capaciteiten van de betrokkene tegen de achtergrond van de functie-eisen. Daarbij heeft het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. Zij is in beginsel beperkt tot de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 7 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR1576.
4.2.
De korpschef heeft desgevraagd verklaard dat appellant overeenkomstig wat in het bestreden besluit is vermeld alsnog is uitgenodigd voor een gesprek met de selectiecommissie, maar dat appellant niet is ingegaan op de uitnodiging. Daarna heeft de selectiecommissie alsnog de motivatiebrief en het CV van appellant beoordeeld aan de hand van de criteria uit de selectiematrix. Op grond van de gemiddelde score heeft de korpschef zich in beroep bij de rechtbank op het standpunt gesteld dat geen sprake is van gebleken geschiktheid en dat het niet mogelijk is om appellant geschikt te maken binnen twee jaar.
4.3.
Nu appellant om hem moverende redenen heeft afgezien van een gesprek met de selectiecommissie, heeft een volledige beoordeling van de geschiktheid van appellant voor de functie niet kunnen plaatsvinden. Het alsnog bepalen van de scores in de matrix en daarmee de beoordeling van de geschiktheid kon derhalve uitsluitend plaatsvinden op basis van de motivatiebrief en het CV van appellant. Niet gebleken is dat de selectiecommissie de motivatiebrief en het CV van appellant niet onafhankelijk van de andere kandidaten en niet objectief zou hebben beoordeeld. De enkele omstandigheid dat de korpschef de gemiddelde (eind)score van appellant heeft afgezet tegen de scores van de overige kandidaten, maakt niet dat de score op zichzelf voor onjuist moet worden gehouden. De korpschef heeft gemotiveerd toegelicht dat de functie waarop appellant heeft gesolliciteerd deel uitmaakte van een tijdelijk, nieuw in te richten samenwerkingsverband met het Openbaar Ministerie om het proces van ontnemen en incasseren van crimineel vermogen te verbeteren en dat tegen die achtergrond actuele kennis en ervaring op het gebied van financiële opsporing (en daarmee directe inzetbaarheid) een absoluut vereiste was om zo snel mogelijk een impuls te geven aan voornoemd proces. Van actuele kennis en ervaring op het gebied van financiële opsporing was in het geval van appellant geen sprake. De meest recente ervaring van appellant betreft een stage als financieel rechercheur van vier maanden in 2009. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de korpschef niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat in het geval van appellant geen sprake is van gebleken geschiktheid en dat tegen de achtergrond van de functie geen ruimte bestaat voor het geschikt maken van appellant binnen een termijn van twee jaar.
4.4.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.3. is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, voor zover aangevochten.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2020.
(getekend) H. Lagas
(getekend) M. Stumpel