ECLI:NL:CRVB:2020:2628

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
17/8102 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang in Ziektewet-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. N.A.P. Heesterbeek, tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellant met ingang van 13 oktober 2016 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard.

Tijdens de procedure heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard en het ziekengeld werd voortgezet. Appellant was van mening dat de nieuwe beslissing niet volledig tegemoetkwam aan zijn hoger beroep, omdat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende was aangepast. Hij vreesde dat dit negatieve gevolgen zou hebben voor zijn toekomstige WIA-aanvraag.

De Raad overwoog dat, hoewel appellant een procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling, de gewijzigde beslissing op bezwaar ertoe had geleid dat appellant gedurende de maximale termijn van 104 weken ziekengeld ontving. Hierdoor had een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit voor appellant geen feitelijke betekenis meer. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.362,50 bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 170,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier G.S.M. van Duinkerken.

Uitspraak

17.8102 ZW, 20/2463 ZW

Datum uitspraak: 28 oktober 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
7 november 2017, 17/1023 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.A.P. Heesterbeek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Heesterbeek en [X.]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.
Het onderzoek is heropend na de zitting, waarna de Raad psychiater J.J.D. Tilanus als deskundige heeft benoemd voor het instellen van een onderzoek. De deskundige heeft op 27 november 2019 een rapport uitgebracht.
Partijen hebben hun zienswijzen gegeven op het deskundigenrapport. Het Uwv heeft naar aanleiding van dit rapport een gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 juni 2020 ingezonden.
Appellant heeft gereageerd op de gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 juni 2020.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 9 september 2016, gehandhaafd in bezwaar bij besluit van 16 februari 2017 (bestreden besluit), heeft het Uwv in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling vastgesteld dat appellant met ingang van 13 oktober 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
2.
Naar aanleiding van het rapport van de deskundige heeft het Uwv op 10 juni 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 september 2016 alsnog gegrond verklaard en het ziekengeld met ingang van 13 oktober 2016 onveranderd voortgezet. Ook heeft het Uwv de kosten van het bezwaar tot een bedrag van € 1050,- vergoed.
3. Appellant heeft vervolgens te kennen gegeven dat met de nieuwe beslissing op bezwaar niet volledig tegemoet wordt gekomen aan het hoger beroep, omdat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende is aangepast. Volgens appellant is er ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. De verwachting van appellant is dat bij de aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van dezelfde FML wordt uitgegaan. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de WIA‑beoordeling.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (zoals bijvoorbeeld blijkt uit de uitspraak van de Raad van
15 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1755) heeft een betrokkene voldoende procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling over de rechtmatigheid van een besluit, als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
4.2.
Nu de gewijzigde beslissing op bezwaar ertoe heeft geleid dat aan appellant gedurende de maximale termijn van 104 weken ziekengeld is verstrekt, heeft een inhoudelijke beoordeling over de rechtmatigheid van het bestreden besluit voor appellant geen feitelijke betekenis. Het standpunt van het Uwv, dat er geen aanleiding bestaat om verdergaande beperkingen aan te nemen dan in de FML opgenomen, doet hier niet aan af.
4.3.
Appellant acht zijn procesbelang tevens gelegen in de toekomstige WIA-aanvraag per einde wachttijd.
4.4.
Eveneens naar vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP3990) kan het belang van een betrokkene bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van een besluit ook gelegen zijn in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel van de Raad kan worden betrokken bij eventuele toekomstige – vergelijkbare – aanvragen van die betrokkene. Deze situatie doet zich hier echter niet voor nu van toekomstige vergelijkbare aanvragen geen sprake is. De WIA‑beoordeling per einde wachttijd dient te worden gebaseerd op een actueel medisch en arbeidskundig onderzoek, waarbij op basis van de op dat moment bij appellant vastgestelde beperkingen een nieuwe functieselectie zal dienen plaats te vinden. In die zin heeft een oordeel van de Raad over de nu aan de EZWb ten grondslag gelegde FML geen betekenis voor een toekomstige WIA-beoordeling. Verwezen wordt in dit verband naar de uitspraak van de Raad van 28 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:995. Aan appellant is bovendien inmiddels per einde wachttijd een IVA-uitkering toegekend.
4.5.
De overwegingen in 4.1 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet‑ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Omdat het Uwv appellant na het instellen van beroep en hoger beroep tegemoet is gekomen, bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten in beroep worden begroot op € 1.050,- voor het indienen van het beroepschrift en de aanwezigheid op de zitting van 10 oktober 2017. De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 1.312,50,- voor het indienen van het hoger beroepschrift, de aanwezigheid op de zitting van 8 augustus 2019 en 0,5 punt voor de reactie op het deskundigenrapport.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
-veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.362,50,-;
-bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) G.S.M. van Duinkerken