ECLI:NL:CRVB:2020:2563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een herhaalde aanvraag voor Wajong-uitkering en de toetsing door de bestuursrechter
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering door appellante, die eerder een laattijdige aanvraag had ingediend. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De aanvraag van 25 november 2016 werd door het Uwv beoordeeld aan de hand van de criteria van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), omdat appellante voor 1 januari 1980 is geboren. Het Uwv had de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet meer dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. In hoger beroep herhaalt appellante haar eerdere gronden en argumenten, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank deze afdoende heeft besproken en met juistheid heeft geoordeeld dat ze niet slagen. Appellante heeft geen nieuwe medische stukken ingediend die haar standpunt ondersteunen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank over de bewijslast bij laattijdige aanvragen en bevestigt de aangevallen uitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van de criteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van herhaalde aanvragen en de rol van de bestuursrechter in dit proces.