ECLI:NL:CRVB:2020:2550
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-wonen op uitkeringsadres en niet-meewerken aan huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant ontving sinds 12 januari 2018 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een melding van verhuizing naar een nieuw uitkeringsadres, heeft de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van de appellant. Tijdens dit onderzoek heeft de appellant verklaard dat hij alleen in de woning woont, maar hij weigerde medewerking te verlenen aan een huisbezoek op het uitkeringsadres, omdat hij geen sleutel had. Het college heeft daarop besloten de bijstand van de appellant per 2 juni 2018 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of de appellant daadwerkelijk heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het huisbezoek. De Raad concludeert dat er voldoende grond was voor het afleggen van een huisbezoek en dat de appellant niet heeft meegewerkt. De Raad oordeelt dat de appellant niet heeft aangetoond dat zijn woon- en leefsituatie op het opgegeven adres overeenkwam met zijn verklaringen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek van de appellant om schadevergoeding wordt afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.