ECLI:NL:CRVB:2020:2541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op IVA-uitkering in plaats van WGA-uitkering; beoordeling van arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering. Appellante, die sinds 2010 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, ontving vanaf 1 oktober 2012 een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv had haar WIA-uitkering beëindigd, waarna appellante in beroep ging. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep ongegrond, omdat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante op de relevante data niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Appellante stelde dat de rechtbank ten onrechte niet had beslist op haar verzoek om IVA-uitkering en dat zij op de data in geding wel duurzaam arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat het Uwv op basis van deskundigenrapporten voldoende had onderbouwd dat appellante niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.000,- aan appellante, te betalen door de Staat. Tevens werd de Staat veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 262,50.