Uitspraak
18.2742 WAJONG
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, geboren in 1998, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat appellante geen stabiel ziektebeeld had zonder behandelmogelijkheden, wat impliceert dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De rechtbank bevestigde deze conclusie en oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank en het Uwv ten onrechte hadden geconcludeerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. Ze betwistte de juistheid van de diagnose en de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsartsen. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd dat er behandelmogelijkheden waren voor de psychische klachten van appellante, en dat de inschatting van de ontwikkeling van haar mogelijkheden tot arbeidsparticipatie op dat moment realistisch was. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen moet worden gemaakt op basis van de gegevens die op de datum in geding bekend waren.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv had gevolgd en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.