In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als applicatieontwikkelaar werkte, had zich ziek gemeld vanwege tinnitus en psychische klachten. Hij had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had hem in 2016 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. Na een herbeoordeling in 2017, waarbij appellant geen nieuwe medische informatie inbracht, bleef de WIA-uitkering ongewijzigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de belastbaarheid van appellant overtuigend was gemotiveerd. Appellant stelde dat zijn beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank volgde het Uwv in zijn oordeel dat er geen aanleiding was voor een ander oordeel. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden dat er geen sprake was van een ernstige (psychiatrische) stoornis die meer beperkingen rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de door appellant ingebrachte rapporten geen aanleiding gaven voor een ander oordeel, en dat de functies die aan de WIA-schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant.