ECLI:NL:CRVB:2020:2473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot bijstandsverlening en terugvordering
Op 13 oktober 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, een man en een vrouw uit Arnhem, hebben hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Gelderland van 20 januari 2020. De verzoekers hebben gezamenlijk een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat zij van mening zijn dat er sprake is van een spoedeisend belang. Dit verzoek is echter afgewezen door de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker sinds 22 februari 1995 bijstand ontvangt, maar dat er op 25 november 2008 een aanzienlijk bedrag aan contanten in zijn woning is aangetroffen, wat heeft geleid tot de intrekking van zijn bijstandsrecht. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft vervolgens kosten van bijstand teruggevorderd van verzoeker en verzoekster, wat aanleiding gaf tot de huidige procedure.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. De argumenten die verzoekers naar voren hebben gebracht, zoals de herkomst van het aangetroffen geld en de gevolgen voor hun familieverhoudingen, zijn niet voldoende om aan te tonen dat er sprake is van een acute dreiging die een spoedeisend belang rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat de behandeling van de bodemprocedure kan worden afgewacht.