Uitspraak
OVERWEGINGEN
aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, berekend naar een dagloon van € 57,86.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. U. Karatas, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van verzoeker tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Verzoeker had een WW-uitkering aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband en was van mening dat zijn dagloon niet correct was berekend, omdat niet alle gewerkte uren waren meegenomen. De voorzieningenrechter heeft op 11 december 2018 de zaak behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door T. van der Weert.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker stelde dat hij sinds 1 augustus 2018 geen inkomen meer heeft en problemen ondervindt bij het vinden van woonruimte. Echter, hij heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwen. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker niet in een acute financiële noodsituatie verkeert en dat er geen zwaarwegend belang is dat de behandeling van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, met R.P.W. Jongbloed als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2018.