ECLI:NL:CRVB:2020:2471
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de boete opgelegd door CAK wegens niet afsluiten zorgverzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had niet voldaan aan een aanmaning van het CAK om binnen drie maanden een zorgverzekering af te sluiten, wat leidde tot een boete van € 382,50. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het CAK ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet tijdig een zorgverzekering heeft afgesloten, ondanks de aanmaning van 24 april 2017. De appellant voerde aan dat hij niet verweten kon worden dat hij geen zorgverzekering had afgesloten, omdat zijn contactpersoon bij de gemeente Rotterdam had gezegd dat 'alles geregeld' was en dat de gemeente de boete zou betalen. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om een zorgverzekering af te sluiten, en dat de boete terecht was opgelegd door het CAK.
De Raad bevestigde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden, en dat de boete noodzakelijk was om de prikkel tot verzekering tegen ziektekosten te waarborgen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.