ECLI:NL:CRVB:2020:243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- M.E. Fortuin
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het maatmanloon in het kader van arbeidsongeschiktheid en niet gerealiseerde toekomstverwachtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het maatmanloon van appellant, die arbeidsongeschikt is geraakt na een bedrijfsongeval in 1994. Appellant, die na zijn opleidingen niet in de functie van technicus sterkstroominstallaties heeft gewerkt, betoogde dat zijn maatmanloon op basis van deze functie vastgesteld moest worden. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, ware hij niet arbeidsongeschikt geworden, de functie van technicus zou hebben vervuld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde dit oordeel. De Raad benadrukte dat de maatman degene is die dezelfde arbeid verrichtte als de verzekerde voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid, en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat appellant een hogere functie zou hebben bekleed. De Raad concludeerde dat de vaststelling van het maatmanloon door het Uwv correct was, en dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gebruikelijke maatstaf voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid.