ECLI:NL:CRVB:2020:2425
Centrale Raad van Beroep
Hoger beroep inzake plaatsing in generieke functie van ambtenaar binnen de gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in dienst was van de gemeente Amsterdam. De appellant, die als boventallige medewerker was geplaatst, stelde dat hem ten onrechte de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze op het voornemen tot zijn plaatsing was onthouden. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte een terughoudende toets had gehanteerd en dat de appellant inderdaad niet de gelegenheid had gekregen om zijn zienswijze te geven. De Raad concludeerde dat de feitelijke werkzaamheden van de appellant in de referteperiode niet correct waren vergeleken met de werkzaamheden in de nieuwe functie. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam opnieuw op het bezwaar van de appellant moest beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het college opgedragen om het griffierecht aan de appellant te vergoeden.