ECLI:NL:CRVB:2020:2362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake bijstandsverlening zelfstandigen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 24 oktober 2017. Het verzoeker, die bijstand had aangevraagd op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), had zijn verzoek om herziening ingediend omdat hij meende dat er nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden. De Raad oordeelde echter dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het geschil tussen partijen was beëindigd met een vaststellingsovereenkomst. Verzoeker had geen belang meer bij een oordeel over het hoger beroep, aangezien de vaststellingsovereenkomst het procesbelang had doen vervallen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat dit niet onder de bepalingen van het bijzondere rechtsmiddel van herziening viel. De uitspraak benadrukt het belang van de vaststellingsovereenkomst en de voorwaarden waaronder herziening van een uitspraak kan plaatsvinden.