ECLI:NL:CRVB:2020:2301
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-vervolguitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 13 oktober 2008 ziek meldde, had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was in 2015 beëindigd. In 2018 verzocht zij het Uwv om haar arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen, wat leidde tot de toekenning van een WGA-vervolguitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellante stelde in hoger beroep dat haar klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat en vroeg om de inschakeling van een deskundige. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat appellante geen nieuwe objectieve medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.