ECLI:NL:CRVB:2020:2291
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugvordering van teveel ontvangen WW-uitkering en schending van de hoorplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een bedrag van € 1.245,86 aan teveel ontvangen WW-uitkering terug te vorderen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij het beroep op schending van de hoorplicht niet werd gehonoreerd. De Raad oordeelde dat, hoewel de hoorplicht was geschonden, dit gebrek kon worden gepasseerd omdat de appellant de gelegenheid had gehad om zijn standpunt mondeling toe te lichten en niet aannemelijk was dat hij hierdoor was benadeeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn belangen waren geschaad. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de appellant in bezwaar tot een bedrag van € 525,-. Het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd afgewezen.