ECLI:NL:CRVB:2020:2224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de vaststelling van een IVA-uitkering in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van een werkneemster die zich ziek had gemeld met psychische klachten. De werkneemster, die als marketingmedewerkster werkzaam was, had zich op 28 januari 2013 ziek gemeld. Het UWV had vastgesteld dat zij volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was, na een zorgvuldig medisch onderzoek. De Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) toonde aan dat er beperkingen waren, maar het UWV concludeerde dat er geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, wat betekende dat de werkneemster niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering.
De rechtbank Limburg had eerder het beroep van de werkneemster ongegrond verklaard, waarop de werkneemster in hoger beroep ging. Appellante stelde dat onvoldoende was aangetoond dat er geen sprake was van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische onderzoeken adequaat waren uitgevoerd. De artsen hadden vastgesteld dat de werkneemster leed aan een depressieve stoornis, Bechterew, fibromyalgie en artrose, maar dat de kans op herstel op termijn nog bestond.
De Raad bevestigde dat de werkneemster niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering, omdat de beperkingen die voortvloeiden uit haar psychische klachten nog konden afnemen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.