ECLI:NL:CRVB:2020:214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
18/1784 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na tegemoetkoming in bezwaren door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2018. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een geschil met de Sociale verzekeringsbank (Svb) over een regularisatieovereenkomst. De Svb had eerder het verzoek van appellant om een regularisatieovereenkomst te sluiten voor de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 november 2011 afgewezen. Dit besluit werd door de Svb in een later stadium bevestigd, maar de rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond en veroordeelde de Svb in de kosten van bezwaar en beroep.

Echter, op 7 oktober 2019 heeft de Svb appellant meegedeeld dat alsnog een regularisatieovereenkomst tot stand is gekomen. Tijdens de zitting op 7 november 2019 bleek dat er geen belang meer was bij een rechterlijke beoordeling van het bestreden besluit, aangezien de Svb volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet was gekomen. Hierdoor werd het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de Svb bovendien veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.050,-. Tevens dient de Svb het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- aan appellant te vergoeden.

Uitspraak

18.1784 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2018, 16/5352 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 30 januari 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. van Dam, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2019. Voor de Svb zijn verschenen mr. A. van der Weerd, mr. A.P. van den Berg, mr. M.M.T. Wickenhagen en
mr. A. Marijnissen. Namens appellant is mr. Van Dam verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 5 november 2014 heeft de Svb het verzoek van appellant om een regularisatieovereenkomst te sluiten met de bevoegde instantie in Luxemburg inzake de toepasselijke wetgeving voor de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 november 2011 afgewezen.
2. Bij besluit van 4 juli 2016 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 november 2014 ongegrond verklaard.
3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en zelf in de zaak voorzien. Daarbij heeft de rechtbank de Svb veroordeeld in de kosten van bezwaar en beroep en bepaald dat de Svb het griffierecht dient te vergoeden. Tevens heeft de rechtbank een schadevergoeding toegekend voor overschrijding van de redelijke termijn.
4. Bij besluit van 7 oktober 2019 heeft de Svb appellant meegedeeld dat alsnog een regularisatieovereenkomst tot stand is gekomen over de periode in geding.
5. Ter zitting is gebleken dat er geen belang meer is bij een rechterlijke beoordeling van het bestreden besluit, nu dit besluit niet langer wordt gehandhaafd en volledig aan appellant tegemoet is gekomen. Het hoger beroep van appellant zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Aanleiding bestaat om de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Svb in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.050,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2020.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) E.D. de Jong