ECLI:NL:CRVB:2020:214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na tegemoetkoming in bezwaren door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2018. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een geschil met de Sociale verzekeringsbank (Svb) over een regularisatieovereenkomst. De Svb had eerder het verzoek van appellant om een regularisatieovereenkomst te sluiten voor de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 november 2011 afgewezen. Dit besluit werd door de Svb in een later stadium bevestigd, maar de rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond en veroordeelde de Svb in de kosten van bezwaar en beroep.
Echter, op 7 oktober 2019 heeft de Svb appellant meegedeeld dat alsnog een regularisatieovereenkomst tot stand is gekomen. Tijdens de zitting op 7 november 2019 bleek dat er geen belang meer was bij een rechterlijke beoordeling van het bestreden besluit, aangezien de Svb volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet was gekomen. Hierdoor werd het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de Svb bovendien veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.050,-. Tevens dient de Svb het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- aan appellant te vergoeden.