ECLI:NL:CRVB:2020:213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten rechtsbijstand in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2018. De zaak betreft de vergoeding van proceskosten in het hoger beroep. De Svb had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar trok dit hoger beroep in op 23 oktober 2019. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. van Dam, verzocht de Raad om de Svb te veroordelen in de proceskosten.
Tijdens de zitting op 7 november 2019 zijn zowel de Svb als betrokkene vertegenwoordigd door hun advocaten. De Raad overweegt dat er recht bestaat op vergoeding van de proceskosten, aangezien er in het hoger beroep van betrokkene ook een proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. De Raad oordeelt dat de Svb moet worden veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten voor het indienen van het verweerschrift.
De Raad wijst erop dat er slechts één zitting heeft plaatsgevonden voor beide hoger beroepen, waardoor het bijwonen van de zitting niet twee keer kan worden vergoed. De totale kosten voor de verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 525,-. De Centrale Raad van Beroep heeft de Svb veroordeeld in deze kosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 30 januari 2020.