ECLI:NL:CRVB:2020:2121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de ziekengelduitkering van appellante. Appellante, die zich op 26 september 2014 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten, had eerder ziekengeld ontvangen op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 26 oktober 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij in staat werd geacht om meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, maar appellante stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 december 2015 te gedateerd was om als basis te dienen voor de beoordeling van haar geschiktheid voor arbeid per 28 februari 2018. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de relevante medische gegevens adequaat hadden beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen significante veranderingen waren in de medische situatie van appellante ten opzichte van de eerdere beoordeling en bevestigde de beslissing van het Uwv. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de toepassing van de juiste criteria bij het vaststellen van het recht op ziekengeld.