ECLI:NL:CRVB:2020:2104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstand op basis van niet ingediende gegevens
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die hun beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen sinds 8 januari 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een anonieme melding over zwarte werkzaamheden van appellant, heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Appellanten zijn verzocht om bankafschriften over te leggen, maar hebben dit niet volledig gedaan. Het college heeft daarop hun bijstandsrecht opgeschort en later ingetrokken, omdat zij de gevraagde gegevens niet hebben verstrekt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellanten te verwijten valt dat zij de opgevraagde gegevens niet hebben overgelegd. Appellanten hebben aangevoerd dat zij het aangetekende opschortingsbesluit niet hebben ontvangen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit op regelmatige wijze is aangeboden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet ophalen van het opschortingsbesluit voor rekening en risico van appellanten komt, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen afhaalbericht hebben ontvangen.
In hoger beroep herhalen appellanten hun eerdere argumenten, maar de Raad voor de Rechtspraak bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat appellanten geen nieuwe gronden hebben aangevoerd die de eerdere beslissing kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.