ECLI:NL:CRVB:2020:2055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijzondere bijstand ontving voor dieet-, woon- en verwarmingskosten, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar. Dit eerdere besluit, genomen op 29 juli 2016, stelde dat de appellant geen recht had op bijzondere bijstand vanwege zijn vermogen. Het college had besloten de bijstand vanaf 1 april 2017 af te bouwen en per 1 april 2018 te beëindigen. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In oktober 2017 verzocht appellant het college om opnieuw bijzondere bijstand te verlenen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het college niet had gereageerd op zijn verzoek om bijstand in de vorm van een lening en dat er wel degelijk nieuwe feiten waren. De Raad oordeelde echter dat de gestelde feiten geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren, aangezien deze al bestonden op het moment van het eerdere besluit.
De Raad bevestigde dat de afwijzing van het herzieningsverzoek terecht was, omdat appellant niet had aangetoond dat er nieuwe feiten waren die de afwijzing onredelijk maakten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.