ECLI:NL:CRVB:2020:2042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op het opgegeven adres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant aan de orde is. Appellant ontving sinds 24 december 2014 bijstand op basis van de Participatiewet, maar er ontstond twijfel over zijn woonadres. Appellant stond ingeschreven op een uitkeringsadres, maar was feitelijk woonachtig in een andere gemeente. Na een melding dat appellant langer dan vier weken in het buitenland zou verblijven, heeft de gemeente Veendam onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij niet op het uitkeringsadres woonachtig was. De gemeente besloot daarom de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betwist dat hij niet op het opgegeven adres woonachtig was. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat appellant sinds 21 april 2017 in een andere gemeente woonachtig is. De verklaringen van buurtbewoners en de bankafschriften ondersteunen het standpunt van de gemeente dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.