In deze zaak heeft appellant het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verzocht om schadevergoeding. Het verzoek is gedaan op 10 augustus 2017, en gelet op de datum van het verzoek is het schadevergoedingsrecht dat na 1 juli 2013 van toepassing is. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen besluit van na deze datum is dat als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Appellant heeft tijdens de zittingen bij de rechtbank en in hoger beroep niet duidelijk gemaakt door welk onrechtmatig besluit van het Uwv hij schade heeft geleden. De Raad stelt vast dat, voor zover appellant schade heeft geleden door feitelijk handelen van het Uwv, hij zich tot de burgerlijke rechter moet wenden. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, met B.V.K. de Louw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2020.