ECLI:NL:CRVB:2020:2
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van WGA-uitkering op basis van medische grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-uitkering. Appellante, die zich op 17 juni 2014 ziek meldde met psychische klachten, was eerder door het Uwv als gedeeltelijk arbeidsongeschikt beoordeeld met een percentage van 54,86%. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat er voldoende medische grondslag was voor deze beoordeling. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was, waardoor zij niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering. De Raad bevestigde dat de duurzaamheid van de beperkingen niet verder hoefde te worden besproken, aangezien de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid voldoende was onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.