Uitspraak
18.4622 AKW
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had in maart 2017 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem medegedeeld dat hij geen recht heeft op kinderbijslag voor vier van zijn kinderen, omdat hij niet in voldoende mate heeft bijgedragen in hun onderhoud. Daarnaast heeft de Svb ook geweigerd om meervoudige kinderbijslag toe te kennen voor zijn dochter, omdat zij niet tot het huishouden van appellant behoort. De rechtbank heeft het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat appellant niet heeft voldaan aan zijn onderhoudsverplichtingen voor de vijf kinderen. Appellant heeft in hoger beroep niet bestreden dat hij niet aan de onderhoudsbijdrage heeft voldaan, maar heeft wel aangevoerd dat hij recht zou moeten hebben op kinderbijslag voor twee of drie kinderen. Dit beroep is door de Raad verworpen, omdat appellant zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.