ECLI:NL:CRVB:2020:1973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
18/4622 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op kinderbijslag wegens onvoldoende onderhoudsbijdrage en niet tot huishouden behorend kind

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had in maart 2017 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem medegedeeld dat hij geen recht heeft op kinderbijslag voor vier van zijn kinderen, omdat hij niet in voldoende mate heeft bijgedragen in hun onderhoud. Daarnaast heeft de Svb ook geweigerd om meervoudige kinderbijslag toe te kennen voor zijn dochter, omdat zij niet tot het huishouden van appellant behoort. De rechtbank heeft het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat appellant niet heeft voldaan aan zijn onderhoudsverplichtingen voor de vijf kinderen. Appellant heeft in hoger beroep niet bestreden dat hij niet aan de onderhoudsbijdrage heeft voldaan, maar heeft wel aangevoerd dat hij recht zou moeten hebben op kinderbijslag voor twee of drie kinderen. Dit beroep is door de Raad verworpen, omdat appellant zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.4622 AKW

Datum uitspraak: 24 augustus 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2018, 17/6304 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.B. Jobse, advocaat, hoger beroep ingesteld
.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Pieterse.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft in maart 2017 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aangevraagd voor zijn kinderen [naam kind A], [geboren in] 1998, [naam kind B], [geboren in] 1999, [naam kind C], [geboren in] 2010, en [naam kind D], [geboren in] 2012. In aanvulling hierop heeft appellant ook verzocht om toekenning van dubbele kinderbijslag voor zijn dochter [naam kind E], [geboren in] 2013, die zowel lichamelijk als geestelijk beperkt is. De kinderen van appellant wonen bij zijn echtgenote in Marokko.
1.2.
Bij besluit van 23 mei 2017, aangevuld bij brief van 11 augustus 2017, heeft de Svb appellant medegedeeld dat hij vanaf het eerste kwartaal van 2016 geen recht heeft op kinderbijslag voor [naam kind A], [naam kind B], [naam kind C] en [naam kind D], omdat hij niet in voldoende mate heeft bijgedragen in hun onderhoud. Appellant heeft geen recht op meervoudige kinderbijslag voor [naam kind E], omdat zij niet tot het huishouden van appellant behoort.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 28 september 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 23 mei 2017 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellant niet aan zijn onderhoudsverplichtingen heeft voldaan. De stelling van appellant dat hij, gelet op de hoogte van zijn financiële bijdragen, in ieder geval recht heeft op een gedeelte van de kinderbijslag dan wel kinderbijslag naar rato van het lagere aantal kinderen waarvoor hij wel heeft bijgedragen, heeft de rechtbank onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 18 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4718, niet gevolgd.
3. In hoger beroep heeft appellant niet bestreden dat hij niet heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage voor vijf kinderen over de in geding zijnde kwartalen. Appellant heeft aangevoerd dat hij wel gedeeltelijk aan de onderhoudseis heeft voldaan, waardoor recht zou bestaan op kinderbijslag voor twee of drie kinderen. Verder is aangevoerd dat het Besluit uitvoering kinderbijslag in strijd is met het evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel, de Grondwet en met verdragen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het vaste rechtspraak is van de Raad (uitspraak van 22 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2833) dat onderhoudsbijdragen worden geacht gelijkelijk te zijn besteed aan de in het desbetreffende huishouden verblijvende kinderen waarvoor aanspraak op kinderbijslag kan bestaan. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.2.
Appellant heeft het beroep op het evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel, de Grondwet en verdragen niet onderbouwd, waardoor dit geen nadere bespreking behoeft.
4.3.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2020.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) E. Diele