ECLI:NL:CRVB:2015:4718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van kinderbijslag met terugwerkende kracht in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die in Egypte woont, had geen recht meer op kinderbijslag voor zijn kinderen, die sinds september 2012 in Egypte verblijven. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had dit besluit genomen op basis van onvoldoende financiële bijdrage van de appellant aan het onderhoud van zijn kinderen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de herziening van het recht op kinderbijslag met terugwerkende kracht terecht was. De appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de terugvordering van de kinderbijslag, aangezien dit onderwerp niet in het bestreden besluit was opgenomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank inderdaad buiten de omvang van het geding was getreden door over de terugvordering te oordelen. De Raad bevestigde echter de herziening van het recht op kinderbijslag, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij in voldoende mate had bijgedragen aan het onderhoud van zijn kinderen. De Raad oordeelde dat de Svb niet hoefde af te zien van herziening met terugwerkende kracht, omdat de appellant zijn mededelingsverplichting had geschonden door de Svb niet tijdig te informeren over de wijziging in de verblijfplaats van zijn kinderen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de terugvordering van de kinderbijslag, maar bevestigde de uitspraak voor het overige. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van de appellant in hoger beroep.