ECLI:NL:CRVB:2020:1956
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake ontslag en discriminatieklachten van een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 juli 2016. Verzoekster, een ambtenaar die sinds 1991 bij de politie werkzaam was, had eerder een ontslagbesluit ontvangen van de korpschef wegens onbekwaamheid. Dit besluit was bevestigd door de rechtbank op 19 mei 2015. Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat de korpschef een oneerlijke proceshouding heeft ingenomen en dat er feiten zijn die niet aan het licht zijn gekomen tijdens het hoger beroep, wat volgens haar tot een andere uitspraak had kunnen leiden. Ze herhaalde ook haar eerdere stelling dat zij gediscrimineerd is op basis van haar afkomst en geslacht.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoen aan de criteria voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor het voeren van discussies over de juistheid van eerdere uitspraken. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. Tevens werd het verzoek van de korpschef om verzoekster in de proceskosten te veroordelen niet ingewilligd, omdat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Daman, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2020.