ECLI:NL:CRVB:2020:1949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsvermogen en Wajong-uitkering na hersenletsel door verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen. Appellante, geboren in 1998, heeft in 2011 een verkeersongeval gehad waarbij zij hersenletsel heeft opgelopen. In 2017 heeft zij een aanvraag ingediend voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen, maar het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat appellante over arbeidsvermogen beschikt. Appellante heeft in beroep en hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar cognitieve, fysieke en psychische klachten heeft onderschat en dat zij niet in staat is om zelfstandig te functioneren in een arbeidsorganisatie. De rechtbank heeft de gronden van appellante in de eerdere uitspraak afdoende besproken en het oordeel van het Uwv onderschreven. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat er geen nieuwe informatie is overgelegd die het oordeel van het Uwv kan weerleggen. De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante informatie heeft betrokken in zijn beoordeling en dat er geen aanwijzingen zijn voor ernstig hersenletsel. De Raad oordeelt dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering en bevestigt de beslissing van de rechtbank.