ECLI:NL:CRVB:2020:1937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging uitkering Ziektewet en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv om haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) te beëindigen, ongegrond heeft verklaard. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich ziek gemeld met pijnklachten en was van mening dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Ze stelde dat haar verdedigingsbelang was geschaad omdat haar gemachtigde niet aanwezig was tijdens de zitting van de rechtbank, ondanks een verzoek tot verdaging. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad volgt de rechtbank in haar overwegingen en concludeert dat de gronden van appellante in hoger beroep niet slagen. De door appellante ingebrachte medische informatie biedt geen nieuwe inzichten die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af.