ECLI:NL:CRVB:2020:1922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) te weigeren. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan. Appellante, weduwe van een man die verzekerd was voor de AOW, had eerder een aanvraag voor een nabestaandenuitkering ingediend na het overlijden van haar echtgenoot in 2015. De aanvraag was afgewezen omdat haar echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was en hij zich niet vrijwillig had verzekerd voor de Anw. Appellante heeft meerdere keren geprobeerd om de beslissing te herzien, maar de Svb heeft telkens aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op de eerdere afwijzing. De rechtbank Amsterdam had eerder de afwijzing van de Svb bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak nu bevestigd. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals het feit dat haar echtgenoot in Nederland had gewerkt en haar bereidheid om premie te betalen voor de vrijwillige Anw-verzekering, niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat er geen grond was om de eerdere beslissing te herzien en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was.