ECLI:NL:CRVB:2020:1917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en IVA-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, een B.V., tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een werkneemster die sinds 12 februari 2015 arbeidsongeschikt is. Het Uwv had eerder een WGA-uitkering toegekend, maar appellante betwistte de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid van de werkneemster. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er voldoende aanwijzingen waren dat de werkneemster niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat er mogelijkheden voor verbetering bestonden.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de werkneemster duurzaam volledig arbeidsongeschikt is en dat een psychiatrische behandeling niet zal leiden tot een situatie waarin zij meer dan 20% van haar maatman kan verdienen. Het Uwv heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank verdedigd en gesteld dat er wel degelijk kansen op herstel zijn. De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en dat de werkneemster binnen een periode van één tot twee jaar verbetering kan verwachten bij adequate behandeling.
De uitspraak bevestigt dat de criteria voor het aannemen van duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid niet zijn voldaan, en dat de werkneemster recht heeft op een WGA-uitkering in plaats van een IVA-uitkering. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.