ECLI:NL:CRVB:2020:1884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing individuele inkomenstoeslag en beoordeling langdurig laag inkomen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (PW) ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan. Appellante had op 11 augustus 2016 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland op 12 september 2016 was afgewezen. Het college stelde dat appellante gedurende de referteperiode geen ononderbroken netto inkomen tot 100% van de bijstandsnorm had, omdat haar inkomsten in de maanden oktober tot en met december 2013 boven deze norm lagen. De rechtbank had het college ten onrechte veroordeeld tot betaling van griffierecht, omdat de grondslag voor de afwijzing voldoende kenbaar was gemaakt. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het inkomen per maand moest worden beoordeeld en niet op jaarbasis. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, behalve voor de veroordeling tot vergoeding van griffierecht, die werd vernietigd. Het incidenteel hoger beroep van het college slaagde, omdat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college het griffierecht moest vergoeden. De uitspraak van de rechtbank werd in zoverre vernietigd, maar voor het overige bevestigd.