Uitspraak
19.198 WIA
6 december 2018, 18/1442 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar aanvraag voor een IVA-uitkering ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen sprake was van schending van het beginsel van equality of arms. De Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende had onderbouwd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante op 20 maart 2017 niet duurzaam was. De Raad concludeerde dat appellante niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering, omdat er een meer dan geringe kans op herstel bestond door adequate behandeling. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende medische informatie had overgelegd om haar standpunt te onderbouwen dat zij duurzaam arbeidsongeschikt was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.