In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een bijstandsaanvraag van appellante, die op 29 augustus 2016 was ingediend op basis van de Participatiewet (PW). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad buiten behandeling gesteld omdat appellante niet alle benodigde gegevens had aangeleverd. De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat appellante tijdig was geïnformeerd over de ontbrekende gegevens, en vernietigde het besluit van het college. In hoger beroep heeft appellante de gronden van haar beroep herhaald, maar de Raad oordeelde dat het college de aanvraag niet buiten behandeling had moeten stellen, maar deze had moeten afwijzen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, vernietigde het besluit van 30 maart 2018 en wees de aanvraag van 29 augustus 2016 af. Tevens werd bepaald dat het college het door appellante betaalde griffierecht vergoedt.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het bestuursorgaan de aanvrager de gelegenheid moet geven om ontbrekende gegevens aan te leveren binnen een gestelde termijn. Indien dit niet tijdig gebeurt, kan de aanvraag niet buiten behandeling worden gesteld. De Raad concludeerde dat appellante onvoldoende inzicht had gegeven in haar inkomsten uit haar eigen bedrijf, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier M. Stumpel.