ECLI:NL:CRVB:2020:1817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het onderzoek ter zitting vond plaats op 23 juli 2020, waar mr. Van Dam namens appellant aanwezig was, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. van der Weerd en mr. A.P. van den Berg. Tijdens de zitting heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding van de Svb.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 11 augustus 2020 geoordeeld dat de Svb niet geheel of gedeeltelijk aan de verzoeker is tegemoetgekomen, zoals vereist volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat de Svb wel bereid was om mee te werken aan een verzoek om regularisatie, maar dit werd niet als een tegemoetkoming in de zin van de wet beschouwd. Hierdoor kon de Svb niet worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellant.
De Raad heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, met als gevolg dat appellant geen vergoeding voor de gemaakte kosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter A. van Gijzen en griffier F. Boon.