ECLI:NL:RBNNE:2019:3397
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- J. Boerlage-van den Bosch
- C.H. de Groot
- R. Herregodts
- Rechtspraak.nl
Toepassing van sociale zekerheidswetgeving voor Rijnvarenden en de rol van de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vertegenwoordigd door mr. A.P. van den Berg. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank waarin werd vastgesteld dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is op zijn situatie als Rijnvarende gedurende de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2014. Eiser betoogde dat hij in Luxemburg verzekerd was en dat de procedure zoals voorgeschreven in de Europese verordening niet was gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de Rijnvarendenovereenkomst van toepassing is en dat de Sociale Verzekeringsbank bevoegd was om de A1-verklaring ambtshalve af te geven. De rechtbank concludeerde dat het (persoonlijk) belang van eiser niet bepalend is voor de toepasselijke wetgeving en dat er geen sprake was van een keuzevrijheid. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de redelijke termijn in deze zaak niet was overschreden en dat het bestreden besluit in stand bleef.