ECLI:NL:CRVB:2020:1810
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
Op 11 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de bijstandsverlening aan verzoekster had ingetrokken. Dit gebeurde op basis van de schending van de medewerkingsverplichting door verzoekster, die niet had meegewerkt aan een huisbezoek. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening om haar bijstandsrechten te herstellen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen actueel spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster inmiddels weer bijstand ontving en dat de intrekking van de bijstand betrekking had op een afgesloten periode. De financiële situatie van verzoekster was niet zodanig dat er sprake was van een onverwijld spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en wees dit af. De uitspraak werd gedaan door J.L. Boxum, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.