Uitspraak
18.702 PW-PV
BESLISSING
(bestreden besluit), heeft het college aan appellant een boete opgelegd van € 3.113,33 wegens schending van de inlichtingenverplichting. Daarbij is het college uitgegaan van verminderde verwijtbaarheid en van recidive omdat aan appellant bij besluit van 12 maart 2015 een boete was opgelegd wegens een eerdere overtreding van de inlichtingenverplichting. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
zichzelf wilde beginnen. Verder blijkt uit deze registratie dat hem te kennen is gegeven dat hij een e-mail diende te sturen naar starterstrajecten@denhaag.nl onder vermelding van zijn BSN-nummer, bedrijfsplan en telefoonnummer en dat binnen drie weken contact met hem zou worden opgenomen. Uit de registratie blijkt echter niet dat appellant heeft gemeld dat hij op dat moment al stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Evenmin is uit de beschikbare gegevens naar voren gekomen dat appellant eerder dan op 31 mei 2016 aan het college heeft gemeld dat hij werkzaamheden als zelfstandige heeft verricht en dat hij uit deze werkzaamheden inkomsten heeft genoten. Door het college niet van deze activiteiten op de hoogte te stellen heeft appellant in strijd gehandeld met de voor hem geldende inlichtingenverplichting. Dat het college heeft nagelaten, zoals volgens appellant zou zijn afgesproken, na twee weken contact op te nemen met hem over zijn activiteiten als zelfstandige, maakt niet dat appellant om die reden het college zelf geen informatie had hoeven verschaffen over de door hem verrichte werkzaamheden als zelfstandige. Het had appellant, mede gelet op de reeds in 2015 opgelegde boete, duidelijk moeten zijn dat zijn (zelfstandige) werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende inkomsten van invloed zijn op het recht op bijstand. Van de schending van de inlichtingenverplichting kan appellant dan ook een verwijt worden gemaakt.